Neefje Badrian uit Westerbork

Het neefje van Badrian werd van zijn onderduikadres opgepakt. Badrian haalde hem er met behulp van Herta Caan uit Westerbork.

Op de Oude Schans 74 te Amsterdam had de Joodse Raad een kantoor: ‘Hulp voor vertrekkende. ‘[i] Vanaf dit kantoor kon er bagage naar Westerbork gestuurd worden.

 ‘De formele taak van de kampafdeling betrof logistiek: de verzorging van Westerbork in de ruimste zin van het woord: magazijnen, werkplaatsen en klinieken. Men sorteerde en repareerde er tweedehands kleding, zond goederen naar Westerbork en controleerde retourzendingen…. De leiding was in handen van C. Blüth, chef afdeling IV Lager Westerbork en IVa HAV.  … Carl Blüth was formeel alleen verantwoordelijk voor de logistiek, maar had zich ontwikkeld tot een belangrijke contactpersoon tussen de Joodse Raad in Amsterdam en de Duitse autoriteiten in Westerbork.’ Hij hield zich ook bezig met papieren te organiseren, zodat voorkomen kon worden dat er mensen op transport moesten. In 1942 waren er zo’n 300 medewerkers in dienst. Vanuit die functie kon hij Westerbork bezoeken en kon ook bepaalde voordelen verkrijgen bij de corrupte SS.[ii] Hij bezocht Westerbork 1x per week om daar spreekuur te draaien. Gerhard Badrian kende Blüth en hielp Herta Caan aan dat baantje. Het was een veilige plek en werken voor de Joodse Raad zorgde ook een Sperr waardoor mensen niet opgepakt werden tijdens razzia’s. Herta Caan was vanaf het begin van de oorlog met Gerhard Badrian bezig geweest met het vervalsen van persoonsbewijzen. Hier gebruikten ze onder andere haar fotostudio voor. 

In September 1943 werden de laatste Joden met een Sperr naar Westerbork getransporteerd. Hier zaten ook Herta Caan en Blüth bij. De Joodse Raad werd ontbonden. Nu werd Blüth hoofd inkoop kleding voor kamp Westerbork. Een positie waarin hij het kamp in en uit kon gaan. Gerhard Badrian legde via Blüth contact met Herta en vroeg haar te helpen Horst uit Westerbork te krijgen. Hij gaf haar de boodschap op welke dag en hoe laat Horst gehaald werd.[v] `Ik kreeg een week later te horen dat een vrachtwagen groenten zou afleveren bij de keuken. Het neefje moest ernaartoe gebracht worden en verdwijnen. Ik wist waar ik de jongen kon vinden. Hij zei meteen: `Ik wist dat mijn oom mij zou helpen`.[vi] Herta vertelde Horst te simuleren koortsig en ziek te zijn-de kampleiding was altijd bevreesd voor besmettelijke ziekten! -zij liep daarop met het ‘zieke’ kind naar het kamp ziekenhuis en droeg hem onderweg over aan de vrachtwagenchauffeur (Henri van Gogh [vii]) die op een afgesproken plek langs de grens van het kamp stond te wachten. In de vrachtauto moet hij in een wasmand gekropen zijn.[ix]

Groot alarm tegen de avond toen de jongen niet in het weeshuis was en niet gevonden werd. Er waren mensen die wisten dat ik af en toe bij de jongen was komen kijken. Ik werd ondervraagd, maar gelukkig waren deze van korte duur. Mijn vriend had mij geschreven dat hij na een geslaagde poging ook mij zou laten ontsnappen. Helaas werd hij korte tijd later gearresteerd en gefusilleerd. `[x]

 

 

 

[ii] Vermoedelijk op transport. Raymond Schütz, universiteit Leiden, 2011

[x] Een gat in het prikkeldraad. Kamp Westerbork- ontsnappingen en verzet. Westerbork Cahiers 10 2003 blz55


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.